
12. Einde in zicht
De politieke partijen hebben de jacht weer eens geopend op de zetels van grondeigenaren, bedrijven en natuur- en terreinbeherende organisaties in de besturen van waterschappen. Enige tijd geleden al op landelijk niveau door GroenLinks en D66 en nu op provinciaal niveau door de PvdA.
De waterschapsbesturen kennen vier geborgde categorieën. Ingezeten via de politieke lijsten, grondeigenaren via LTO-Nederland, bedrijven via de Kamer van Koophandel en natuur via de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE). In de volksmond worden alleen de laatste drie betiteld als geborgde zetels. De verdeling van de zetels varieert bij de diverse waterschappen en de provincie bepaalt de aantallen totaal, en per categorie. Binnen het bestuur van Rijnland is de bezetting achtereenvolgens 21, 4, 4 en 1 zetel. Om die zetels nu te veroveren wordt in politieke kringen aangevoerd dat die drie laatste categorieën zetels niet democratisch zijn en dat de landbouw en bedrijven het orgel trappen in de waterschappen. Met name vertegenwoordigers van de AWP, GroenLinks, SP en D66 geven bij herhaling dit signaal af. Wat zij daar bij over het hoofd zien is dat zij daarmee weinig respect tonen voor de eigen bestuurlijke vaardigheden en voor die van hun politieke collega’s. In alle dagelijkse en algemene besturen van de waterschappen hebben de politieke vertegenwoordigers de absolute meerderheid. En die zouden zich laten domineren door het kleine aantal geborgde zetels?
De wetgevers in de Tweede en Eerste Kamer (kan het nog democratischer!) hebben indertijd zeer bewust gekozen voor het huidige systeem van vertegenwoordiging in de waterschapsbesturen van de diverse belanghebbenden. En hebben dit ook in de wet verankerd na uitvoerige en grondige discussies hierover gevoerd te hebben. Overweging was natuurlijk het beschermen van eigendommen en personen in elke categorie tegen het mogelijke geweld van het water en het via heffingen bijdragen aan de kosten die dat met zich meebrengt. En die wetgevers hebben daarbij overwogen dat in het Nederlands kiesstelsel bedrijven, grond en natuur geen stemmogelijkheid hebben terwijl hun belangen (continuïteit en werkgelegenheid) bij het waterschapswerk bijzonder groot zijn. En ook dat zij van wezenlijke betekenis zijn voor dat waterschapswerk, denk alleen al aan wateropvang en –buffering. Dat moest geborgd worden, naast het borgen van belangen van ingezeten in zijn algemeenheid.
De politieke lijsten voeren in de discussie ook aan dat in hun fracties ook ondernemers en grondeigenaren zitten en die kunnen die belangen dan ook prima meenemen. Analyseer de samenstelling van de fracties in ons bestuur eens, en trek dan je conclusies.
Om de minister te adviseren over het wel of niet wijzigen van de wet m.b.t. de zetelverdeling zijn diverse rapporten uitgebracht. Zo is er het zeer lezenswaardig rapport ‘Open blik, helder beeld’ dat in opdracht van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL) een analyse geeft van de gehouden internetconsultatie. En een ander is dat van de commissie Boelhouwer. En verrassing: die laatste adviseert de geborgde zetels te schrappen. Niet vreemd als je de samenstelling van die commissie en de eerder geuite opvattingen van commissieleden beziet.
En hoe gaat het nu verder in de politiek? Lijkt me voorspelbaar. Het zijn de politici die besluiten over meer ruimte en macht voor politici. Met het uitbannen van geborgde belangen in een functioneel overheidsbestel zoals de waterschappen zijn, verdwijnt het onderscheid met de algemene overheden als provincies en gemeenten. Dit zal leiden tot de volgende ronde waarin het bestaansrecht van waterschappen opnieuw ter discussie zal worden gesteld. Met het dan inmiddels afgekalfde draagvalk is dat een makkelijk te nemen hobbeltje. Het einde van een zelfstandig waterschapsbestel is in zicht.
Nog geen reacties
Plaats een reactie