Een menschenleeftijd in Rijnlands dienst
De verhoging van de AOW- en pensioenleeftijd naar 67 jaar zorgt momenteel voor verhitte discussies in den lande. Voor- en tegenstanders bestrijden elkaar daarbij met talloze argumenten. Hoe anders was dat honderdvijftig jaar geleden toen de AOW nog moest worden uitgevonden en pensionering, ook bij Rijnland, een gunst was in plaats van een recht.
Nog in 1869 was hoogheemraad Sneller van mening dat de Verenigde Vergadering geen philantropische instelling was. Men beschouwde het verlenen van pensioenen dan ook meer als een middel om personeel aan Rijnland te binden. In de praktijk werd er doorgewerkt tot het niet meer ging en verzoeken om pensioen werden per geval beoordeeld. Hoewel men dus afhankelijk was van de welwillendheid van het bestuur wil dat niet zeggen dat het personeel aan hun lot werd overgelaten. In februari 1873 bijvoorbeeld raakte de 70-jarige voorwerker-timmerman Gerrit Vooijs te Katwijk tijdens zijn werk ernstig gewond. Nadat hij nog een paar weken doorploeterde greep opzichter Van Mels in. Hij verbood de timmerman, die hevige pijn leed, nog langer naar het werk te komen omdat hij bang was dat het diens dood zou worden. Na 46 jaar trouwe dienst vond Van Mels het meer dan verdiend dat Vooijs “…die laatste, misschien zoo korten tijd van zijn afgetobt leven nog eenigzinds onbezorgd zoude kunnen rusten” en hij pleitte er sterk voor om hem pensioen te verlenen. En dat gebeurde ook. Die korte tijd werd bijna vier jaar en na zijn overlijden bedankten Vooijs’ kinderen Rijnland nog eens uitvoerig voor het pensioen dat hun vader zijn laatste jaren mocht ontvangen.
Het zou nog jaren duren voordat er in 1912 een pensioenfonds kwam, maar in het derde kwart van de 19e eeuw werd verlening van pensioen wel steeds meer gangbaar. Een bijzonder geval was dat van Antonie Cornelis Wassenaar, werkman te Katwijk van 1829 tot en met 1884. In laatstgenoemd jaar vroeg opzichter Van Mels eervol ontslag en toekenning van een pensioen aan voor “onze oude aardwerker Wassenaar”. Wassenaar, met zijn 81 jaren Rijnlands oudste werkman, had feitelijk sinds zijn vroegste jeugd voor Rijnland gewerkt. Eerst aan de zijde van zijn vader Arij Wassenaar, werkman in vaste dienst. In 1809, hij was zes jaar en kinderarbeid was nog heel gewoon, hielp Antonie al voor 8 cent per dag bij het verplanten van het plantsoen langs het Katwijks Kanaal. De ingebruikstelling van de Katwijkse uitwateringssluizen in 1807 door koning Lodewijk Napoleon zal hij niet bewust hebben meegemaakt. Misschien heeft hij wel als elfjarige jongen op een afstandje vol ontzag gekeken naar het bezoek dat Alexander I, tsaar van Rusland, in 1814 bracht aan de Katwijkse werken. Voor dat hij in vaste dienst trad werkte Antonie al regelmatig als los werkman voor Rijnland, zo blijkt uit de werklijsten van de Katwijksche Uitwatering. Zo werd hij in februari 1822 voor zes dagen á 120 cent ingezet bij het repareren van de stenen hoofden op het strand. Het wegkruien van aangestoven zand, het hakken en wegvaren van rijshout, het uitdiepen van de Rijn zijn een paar andere voorbeelden vanhet werk dat hij uitvoerde. In 1825 hielp hij bij het terugplaatsen van Doornikse ballaststeen die was uitgeslagen na de hoge stormvloeden begin februari van dat jaar.
Als vast werkman volgde Antonie Wassenaar in maart 1829 zijn overleden vader op. Met zijn specialisatie als aardwerker (grondwerker) zal hij zich vooral bezig hebben gehouden met het onderhoud en de vernieuwing van rijswerk en het verleggen en herstellen van de steenglooiingen langs het kanaal bij de zeesluis. Hij zal, net als alle andere Rijnlanders van toen, in zijn rats gezeten hebben over zijn baan toen er in 1858 grootscheeps gereorganiseerd werd en er veel ontslagen vielen. In 1870 maakte hij mee dat de werkdagen verkort werden. ’s Winters 8 uur werken in plaats van 8½, (van half acht tot half vijf in plaats van half acht tot vijf) en ’s zomers 10½ uur in plaats van 11½ ( van zes tot zes in plaats van vijf tot half acht). Daartegenover stond wel verkorting van de schafttijd.
Loonlijst Katwijk van januari 1848. Zowel Gerrit Vooijs als Antonie Wassenaar komen hierop voor.
In 1884, ten tijde van zijn pensioenaanvraag, kon hij volgens opzichter Van Mels nog steeds goed meekomen. Zelfs hielp hij met het zware werk van het schuifwinden, het bedienen van de lieren van de zeesluis. Maar het was mooi geweest vond de ingenieur en hij adviseerde op 2 juni 1884 Rijnlands bestuur dan ook: “Een menschenleeftijd bijna is hij als vast werkman in dienst geweest en heeft nu op de leeftijd van 81 jaar ruim zijn pensioen verdiend”. Hun nog thuis wonende zoon zou de betrekking van zijn vader kunnen overnemen zodat de oude Wassenaar en zijn vrouw, met wie hij al bijna 60 jaar getrouwd was, in hun huisje van Rijnland zouden kunnen blijven wonen. Maar Wassenaar junior had daar geen zin in zodat het echtpaar na de pensionering van Antonie hun tweekamerwoninkje na 50 jaar zou moeten verlaten, iets waar zij erg tegenop zagen. Maar ook hier streek Rijnlands bestuur de hand over het hart en op woensdagavond 17 december, kort voor Kerstmis, kon opzichter Van Mels de Wassenaars namens Rijnland de blijde tijding brengen dat zij in hun huisje mochten blijven. Van Mels deed van dat bezoek als volgt verslag:
“Ze waren verslagen van blijdschap. De oude man kwamen de tranen in de oogen en zeide: “Ja, de ingenieur weet het wel, hij wil niet dat wij er uit zullen gaan, maar dat ze er ons uit zullen dragen”, en toen ik hun nog zeide dat ze ook hun tuingrond mochten behouden toen konden ze maar niet begrijpen dat U zoo overal om kon denken”. En zo kreeg Antonie Wassenaar met ingang van 1 januari 1885 na een dienstverband van 55 jaar f 5,- per week pensioen en mocht hij het huisje met stukje grond van Rijnland waar hij al zo lang woonde behouden. Antonie overleed uiteindelijk in 1894 op 91-jarige leeftijd na ruim negen jaar van zijn pensioen genoten te hebben.
Briefje met dankbetuiging van Antonie Wassenaar voor het toegekende pensioen.
De tekst luidt:
Katwijk den 19 december 1884
Weledele Heer
Ontvang door deeze mijne hartelijke dank voor uwe bijzondere bemoeijingen ten mijne behoeve zoo wat betreft mijne pensionering als het mooge blijven woonen daare waar we gedurende 50 jaaren zoo alles hebbe ondervonden.
Het zal ons steeds aangenaam zijn uwen liefderijke zorg ten behoeve uwer ondergeschikten gedurende de daage die God ons nog hier wil laate met erkentelijkhijd te gedenke. Met hoogagting Uw Weledele dienaar Wassenaar.
Zo zouden Gerrit Vooijs of Antonie Wassenaar met hun vrouw geposeerd kunnen hebben.