Uitgelicht
-
Derk van der Klip (Assen, 11 augustus 1880 - Oegstgeest, 12 december 1953) was een van de weinige personen die in het begin van de twintigste eeuw een camera tot zijn beschikking had. Hij studeerde bouwkunde en waarschijnlijk is hij tijdens deze studie met fotograferen begonnen. In de periode 1909-1945 was hij opzichter (technisch ambtenaar) bij het hoogheemraadschap van Rijnland. Hij woonde met zijn familie in een Rijnlands huis tegenover het gemaal in Halfweg.
-
De Rijnlandse “Waakzaamheid”: Een “deftig, duurzaam en bevallen” schip.
Eén van de oudste taken van het hoogheemraadschap van Rijnland is het inspecteren van waterstaatswerken, ook wel het schouwen genoemd. Floris V bepaalde middels het charter van 1286 dat de heemraden van de Spaarndam samen met de baljuw (later dijkgraaf) van Rijnland verschillende waterstaatswerken mochten schouwen. Deze inspectierondes vonden op drie vaste momenten in het jaar plaats (in de 15de eeuw werd dit uitgebreid naar vier keer per jaar). Vergezeld door enkele hoogheemraden en lokale ambachtsbestuurders, trok de dijkgraaf te voet, per wagen of zelfs per boot door heel Rijnland. Hierbij controleerde het gezelschap nauwkeurig of de waterstaatswerken goed werden onderhouden. -
Een beruchte waterwerktuigkunstenaar: Claude Leopold de Genneté en zijn Pesthuispomp
Tijdens de Maand van de Geschiedenis met het thema Eureka! brengen we een ode aan de wetenschap. Het zorgen voor droge voeten en schoon water gaat niet zonder technische hoogstandjes en gedegen onderzoeken. Het hoogheemraadschap heeft altijd al dankbaar gebruik gemaakt van uitvindingen, metingen en observaties om de waterkwaliteit en -kwantiteit op peil te houden. Zo ook in de 18de eeuw, toen de waterbouwkunde als wetenschappelijke discipline op stoom kwam. Wis- en natuurkundigen vormden nieuwe theorieën en werkten ontwerpen uit die de strijd met het water moesten vergemakkelijken. Het ene plan was succesvol, terwijl het andere (soms letterlijk) in het water viel. Omdat niet alle projecten succesvol verliepen maar soms wel geweldige verhalen opleveren, willen wij aandacht besteden aan de beruchte waterbouwkundige Claude Leopold de Genneté en zijn Pesthuispomp voor de droogmaking van het Haarlemmermeer. -
‘Niets is in elk opzicht volmaakt’: Jan Adriaansz. Leeghwater als zelfverklaard ingenieur en molenmaker.
In 2004 maakte het waterschap Groot-Haarlemmermeer zich op voor de fusie met het hoogheemraadschap van Rijnland. Als bedankje voor alle verrichte werkzaamheden kregen alle medewerkers een beeldje van Jan Adriaanszoon Leeghwater, vervaardigd door de kunstenaar Karel Gomes. Daarbij onthulde de laatste dijkgraaf van het waterschap, R. van Gaalen, een levensgroot beeld van de ingenieur naast het Polderhuis te Hoofddorp. Het kunstwerk werd geschonken aan de Haarlemmermeerse gemeenschap, naar aanleiding van de opheffing van het waterschap.Waarom werd gekozen voor een beeld van Leeghwater? Volgens het opschrift staat deze waterbouwkundige ‘symbool voor allen die in de 17e, 18e en 19e eeuw plannen maakten voor de droogmaking van het Haarlemmermeer.’ Hij was één van de eersten die plannen ontwikkelde om de Waterwolf, deze enorme binnenzee, te temmen. Na hem zouden velen proberen om het Rijnlandse bestuur te overtuigen van het belang van dit project, zonder succes. Uiteindelijk werd het meer pas in 1852 drooggelegd. Desondanks staat Leeghwater – in binnen- en buitenland – bekend als dé belangrijkste waterbouwkundige van de Gouden Eeuw. Wat valt nog meer over hem te vertellen? -
Onder de wapenen ter bescherming van het helm
Een van de primaire waterkeringen van Rijnland is het duingebied tussen IJmuiden en Wassenaar. De duinwachters die het drieduizend hectare grote waterwingebied tussen Scheveningen en Katwijk bewaken hadden tot 1997 als ‘groene buitengewoon opsporingsambtenaar’ vuurwapen, wapenstok en handboeien. -
Het 31-jarig akkoord tussen Rijnland en Leiden
Het hoogheemraadschap van Rijnland en de stad Leiden zijn al eeuwen lang met elkaar verbonden. Dit werd onder andere bevestigd door de aankoop van het Gemeenlandshuis in 1578. Het hield echter niet in dat de besturen van Rijnland en Leiden altijd op goede voet stonden. Aan het eind van de 16de eeuw was de relatie zelfs zeer gespannen, waarbij de Staten van Holland op den duur werden gevraagd om in te grijpen.