
Opstand in Rijnland?
Het thema van de Maand van de Geschiedenis 2018 is Opstand. Opstand is een breed begrip. Een van de eerste gedachten die bij dit thema opkomen is de opstand tegen koning Filips II van Spanje, ook bekend als de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Hier raakte heel Nederland bij betrokken.
Maar ook op regionaal en lokaal niveau zijn er door de eeuwen heen opstanden en onlusten geweest, zoals de opstand van de West-Friezen tegen het gezag van de Hollandse graven (waarbij graaf Willem II in 1256 het leven liet), het pachtersoproer (1748, oproer in diverse steden vanwege hoge belastingtarieven) en het Jordaanoproer (1934, onlusten in Amsterdam wegens verlaging van de werklozensteun). Opstand in relatie tot het hoogheemraadschap van Rijnland is wat moeilijker te duiden. Van een grootschalige opstand of oproer tegen het bestuur of het functioneren van het waterschap is geen sprake geweest.
Toch was niet alles in het verleden pais en vree. Uiteraard is er verzet gepleegd tegen bestuurders of functionarissen van Rijnland of van lagere waterschappen (ambachten en polders). In 1444 bedreigde Jan Claeszoon de klerk van Rijnland. Het ging om een beslaglegging en een boete die door de baljuw van Rijnland was opgelegd. De bedreiger wilde het boetegeld terug hebben. Het was misschien naar aanleiding van deze kwestie dat dijkgraaf en hoogheemraden een tweetal keuren maakten: een keur op het beledigen van ambachtsbewaarders of timmerlieden, dijkers of andere werklieden in functie en een keur op het mishandelen van werklieden, gerechtsdienaars en ambachtsbewaarders in functie. In de praktijk zorgden de keuren niet voor vermindering van incidenten; functionarissen van Rijnland werden met enige regelmaat geconfronteerd met scheldende en messentrekkende ingelanden. Aan het eind van de zestiende eeuw werd bij een ruzie zelfs een sluiswachter van Rijnland doodgestoken.

Pagina uit het register van keuren, vergunningen, vonnissen en resoluties, 1444
Blader online door het register
In 1538 waren hoogheemraad Jan van Alkemade en klerk Dirk van Brouchoven in het huis van de bode van Zoetermeer om een register samen te stellen van door middel van slagturven gewonnen turf. Slagturven of het baggeren van turf was een nieuwe manier van turfwinning nadat door het vele turfgraven de grondwaterspiegel was bereikt. Rijnland besloot dat ook hiervan een administratie moest worden aangelegd. Dit was nog tot daaraantoe, maar de inwoners van Zoetermeer ergerden zich aan het schrijfloon, een soort administratiekosten, dat de hoogheemraad en de klerk hiervoor in rekening brachten. Diverse verveners weigerden aan te geven hoeveel turf ze hadden gebaggerd. Een van hen schreeuwde beledigingen. De sfeer werd zo dreigend, dat Van Alkemade en Van Brouchoven het geraden vonden de woning van de bode te verlaten en naar Leiden terug te keren. Natuurlijk volgde er wel een proces wegens belediging.
Zomaar enkele voorbeelden die getuigen van onvrede tegen genomen maatregelen door het bestuur van Rijnland. Uiteindelijk had het hoogheemraadschap wel het laatste woord. Overtreders werden door de waterschapsrechtbank berecht en zo wist Rijnland zijn gezag te handhaven. Komen we wat dichter bij de huidige tijd, dan zien we dat het ter discussie stellen van het functioneren of juist het niet functioneren van het waterschap van alle tijden is. In 1903 verscheen in de Nederlandsche Spectator een spotprent van Johannes Linse over het waterschapsbeheer. Terwijl het land overstroomd is en de boerderijen onder water staan, vieren de hoogheemraden feest in een theekoepeltje op houten palen. Een boze ingeland roept hen toe: “Ja, maaltijden kunnen jelui wel, maar malen op tijd… niet”. Het is niet bekend welk waterschap Linse op de korrel nam, maar gezien de feestvierende hoogheemraden moet het een Hollands hoogheemraadschap zijn. De prent, hoewel als spotprent bedoeld, maakt in ieder geval duidelijk dat niet alle kritiek in het verleden per definitie onterecht was. Er zullen ongetwijfeld bestuurders zijn geweest wie het meer om eigen ‘naam en faam’ te doen was dan om het ‘welvaren van het land’.

Spotprent van J. Linse over het waterschapsbeheer, 1903
Bekijk deze prent in onze online beeldbank
In 1975 en 1977 was er sprake van georganiseerd verzet tegen een Rijnlandse maatregel. In het kader van de inwerkingtreding van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren in 1970 wilde Rijnland een verontreinigingsheffing invoeren. Het Milieu Actiecentrum Nederland (MAN) was tegen deze zogenaamde milieubelasting. Volgens het MAN legde deze een onevenredig zware last op gezinnen, terwijl de grootste milieuvervuilers de bedrijven waren. Er werden enkele demonstraties georganiseerd voor het Gemeenlandshuis van Rijnland in de Breestraat, maar deze verliepen rustig. De gealarmeerde politie hoefde niet op te treden. De acties hielpen ook niet, de heffing werd gewoon ingevoerd en geldt nu als algemeen geaccepteerd.

Demonstratie van het Milieuactie Centrum Nederland (MAN) tegen de milieubelasting, 1977
Het is dus teveel gezegd om te spreken van opstand tegen het hoogheemraadschap. Als we de eeuwen overzien zijn er genoeg incidenten geweest, maar het waren niet meer dan speldenprikjes tegen een voorheen gezaghebbend instituut en een vandaag de dag betrouwbare waterbeheerder.