Pieter van der Does (2)
In de vorige aflevering zagen wij hoe dijkgraaf Pieter van der Does in maart 1593 onderweg was naar Geertruidenberg dat door de Spanjaarden bezet werd gehouden. Prins Maurits wilde daar de wereld laten zien hoe een "moderne" belegering in zijn werk gaat. Het zou zijn meesterstuk worden.
De Spanjaarden zagen het met spade bewapende leger van de prins aankomen en dreven er ongenadig de spot mee. Maurits' mannen werden uitgescholden voor dagloners en grondwerkers die hun beroep omlaag haalden. Maar het lachen verging de vijand snel toen in korte tijd bolwerken en wallen als damp uit het moeras rond de stad verrezen. De aan de Maas gelegen vesting werd aan de landzijde geheel omgeven door een andere vesting met omvangrijke loopgraven, grachten, schansen, dammen en dijken. Zelfs windmolens en sluizen werden aangelegd om water waar nodig af te voeren. Of om in te laten om zo een versperring op te werpen als de Spanjaarden versterking zouden krijgen. Van daar uit kon de aanval op de stad worden geopend.
Een toeristische attractie
Van heinde en verre kwamen de mensen kijken naar dit spektakel als ware het een toeristische attractie. In Maurits vesting werd zelfs markt gehouden. Bij dat beleg waren tenminste twee Rijnlanders aanwezig. Johan van Duvenvoirde, heer van Warmond en hoogheemraad, was er als meester-generaal der artillerie. Op de Maas lag zijn zwager, dijkgraaf Pieter van der Does, als admiraal met zijn schepen die met kettingen en kabels aan elkaar waren vastgemaakt in een wijde halve cirkel om de haveningang. Vanaf de vloot schreef Pieter nog maar eens een brief aan Rijnland "daer de gemenelande van Rijnlant ende mij grotelicx aengelegen es". In deze brief van 29 maart 1593 zegt hij echt niet weg te kunnen om dat het geschut in gereedheid wordt gebracht en de komende nacht de aanval op de stad zal worden ingezet. Negentig dagen lang duurde het beleg van Geertruidenberg en dagelijks werd de stad beschoten, zowel vanuit de batterijen aan de landzijde als vanaf de vloot. Voor de Spanjaarden was het een verloren zaak en uiteindelijk gaven zij zich gewonnen. Op 24 juni kwam Geertruidenberg in handen van prins Maurits. De Rijnlanders Van der Does en Van Duvenvoirde konden voorlopig naar huis en begin augustus zaten zij weer gewoon op kantoor.
Pieter raakt gewond
Maar niet voor lang. Ook bij een volgende veldtocht, een jaar later in mei, was Pieter van der Does van de partij. Dit keer als meester-generaal van de Artillerie. Aan de zijde van prins Maurits en Willem Lodewijk streed hij mee om Groningen te heroveren op de Spanjaarden. Voor dat die stad belegerd kon worden, was het nodig om eerst wat in de omtrek liggende bolwerken en schansen uit te schakelen. Pieter was bepaald niet bang uitgevallen en begaf zich vaak in de voorste linies. Daardoor was hij ook populair bij zijn mannen. Bij de bestorming van één van die schansen, die bij Aduarderzijl, raakte Pieter gewond toen hij in zijn been geschoten werd. Het jaar daarop, in 1595, werd Pieter door de Staten-Generaal definitief benoemd tot meester-generaal van de Artillerie.
Klem tussen Leiden en Rijnland
Intussen liep het in Leiden wat minder soepel. In 1574, na het beleg van Leiden, was door prins Willem het baljuw- en dijkgraafschap van Rijnland verenigd met het schout-ambt van Leiden om de rust in de stad te waarborgen. Pieter was in 1588 benoemd in al die functies. Maar sinds een aantal jaren was er een soort machtsstrijd gaande waardoor Pieter klem kwam te zitten tussen de belangen van Rijnland enerzijds en die van Leiden anderzijds. En in plaats van de door prins Willem beoogde rust in de stad ontstonden er juist steeds meer conflicten, reden waarom dijkgraaf Van der Does eind 1595 het schoutambt van Leiden neerlegde. Kern van de geschillen tussen Leiden en Rijnland was de betwisting door de stad van het gezag van het hoogheemraadschap. Deze geschillen werden op 28 november 1595 bijgelegd in het 31-jarig Accoord. In deze overeenkomst werd ook bepaald dat Rijnland eerst maar eens een archiefinventaris moest maken waarin de aktes en privileges werden beschreven waarop het gezag van Rijnland zou zijn gebaseerd.
Het ijzeren kantoor in het gemeenlandshuis in de Breestraat. (Foto uit 1902.)
Ontsluiting archiefstukken
Dat was namelijk moeilijk aan te tonen. Na de aankoop door Rijnland van het gemeenlandshuis op de Breestraat was er wel een archiefkluis aangebouwd, het "ijzeren kantoor", maar behalve dat was er niets ondernomen om alle oude charters en andere stukken verder te ontsluiten. Die klus, het "visiteren van Rijnlands papieren ende stucken ende dezelve in ordre te brengen" werd opgedragen aan dijkgraaf Pieter van der Does, hoogheemraad Arent van Duvenvoirde en secretaris Dirc van Egmond. Of de heren erg verguld waren met deze opdracht is niet te achterhalen, maar ze maakten een- nog steeds aanwezige- archiefinventaris. Ze hoefden het niet voor niets te doen. Dijkgraaf en hoogheemraad kregen elk twee gulden per dag. De secretaris moest het met dertig stuivers doen. En zo hebben zij in de wintermaanden van de jaren 1596, 1597 en 1598 vele dagen doorgebracht met het op orde brengen van het archief.
De tocht naar Spanje
In 1599 kreeg Pieter zijn grootste opdracht. Ook in oorlogstijd was de handel met Spanje gewoon doorgegaan, maar de opvolger van Philips II, Philips III, verbood dat. Gevolg was ondermeer dat loslopend en werkloos scheepsvolk de havens onveilig maakte. Om de Spaanse koning dwars te zitten en om de rondhangende mannen wat te doen te geven besloten de Staten-Generaal om een strafexpeditie te ondernemen. De bedoeling was om Spanje zoveel mogelijk schade toe te brengen. In maart waren de voorbereidingen in volle gang en er werd een enorme vloot uitgerust van 73 schepen. Pieter van der Does, die benoemd was tot admiraal van die vloot, trof in Leiden ook de nodige voorbereidingen voor zijn vertrek. Hij verzocht en verkreeg toestemming van hoogheemraden van Rijnland om het Gemeenlandshuis aan de Breestraat te mogen bewonen, zodat zijn vrouw en dochter ook netjes waren ondergebracht en hij declareerde begin mei bij rentmeester Foy van Brouchoven zijn laatste onkosten. Enkele weken later reisde Pieter naar Zaltbommel, waar prins Maurits bezig was met een belegering. Daar namen de strijdmakkers afscheid van elkaar.
Memo van Pieter van der Does
Pieter gaat scheep
In de laatste week van mei verzamelde de vloot zich voor de haven van Vlissingen om naar Spanje te vertrekken, met aan boord 3000 matrozen en 8000 man soldaten. Pieter van der Does had in eerste instantie het voornemen om Coruna, gelegen aan de Spaanse noordwestkust, aan te vallen, maar dat ging niet door. Daaraangekomen werden de Hollanders ontvangen met kanonschoten. Het nieuws van hun komst was hen vooruit gesneld en de stad was zwaar beveiligd en bewapend. Dat was ook het geval met andere Spaanse en Portugese havensteden. Pieter van der Does besloot daarop door te varen naar de Canarische Eilanden, waar hij op 26 juni 1599 het anker liet zakken bij Gran Canaria.
[Wordt vervolgd]